Slechts weinigen herkennen een ware Meester. Dat is ook waarom hij een
Meester is.
Een
Meester in zijn kunst is zich meer bewust en gevoeliger voor alles wat zich
rondom hem afspeelt dan anderen. Dit is geen bron van geluk, enkel van meer
ontgoocheling en frustratie.
Een
ware Meester kan zichzelf niet als een herkennen.
Iemand die probeert anderen te imponeren, zichzelf promoot en opschept over
zijn eigen daden is geen Meester. Omdat hij denkt dat dit een manier is om
Meester te worden, is hij ver verwijderd van “de Weg”.
Een
Meester begrijpt zijn eigen tekortkomingen en is zich bewust van zijn
sterfelijkheid. Normale mensen gedragen zich vaak als goden.
Men
wordt geen Meester door meer te geven of te nemen dan anderen. Hij geeft van
zichzelf tot er niets meer is te geven. De ouderen zeggen : “Een ware
Meester laat geen spoor achter.”
Men
kan niet lijken op een Meester of er een imiteren ; men kan er enkel één
zijn.
Verlichting is niet het
resultaat van training. Het is de training zelf.
Slechts weinigen kunnen
hun hele leven toewijden aan “de Weg”.
De ouderen zeggen : “Men
de Weg verlaten door een stap de dikte van één haartje, maar terugkeren naar
de Weg is een tocht van vele duizenden mijlen”.
Een Meester is niemand
meer dan iemand die zijn volledige leven heeft gewijd aan “de Weg”.
De Meester weet dat er
geen geheimen zijn in de wereld. Geheimen worden enkel geheimen in de hoop
dat mensen er meer aandacht aan gaan besteden.
Een Zen Meester zei ooit :
“Alles verliezen is verlichting”.
Verlies je eigen kleine
zelf en vind je universele zelf terug.
Als je denkt dat je het
hebt gevonden ben je het eigenlijk al weer verloren.
De meeste mensen grijpen
iets vast en laten nooit meer los. Dat is de reden waarom ze het nooit
kunnen beheersen.
De Weg vervult alles
zonder iets te doen.
De tijden veranderen. Dit
is wat de krijger het meest triest maakt.
De krijger wil niet
vasthouden aan het verleden, maar de krijger wil ook niet verliezen wat is
overgegeven uit het verleden.
Wat zijn geheime lessen ?
Niets ! Het betekent alleen dat je een oprecht en betrouwbaar persoon bent
voor je leraar. Dat is pas iets !
Alle grote lessen komen
uit het hart. Daar zijn geen woorden voor.
Woorden vinden om de Weg
te beschrijven is net als stenen werpen naar de Maan.
Een grote Meester is stom.
Moest hij slim zijn zou hij iets beter, meer winstgevend, vinden om te doen.
Een leerling denkt en
denkt en denkt en doet en doet en doet. Wanneer hij hiermee uiteindelijk
stop heeft hij een kans om de Weg te zien.
|
|
Het Meesterschap van
training (The Mastery of Training)
Hoe ver nog naar Meesterschap
? Hoeveel moeten we nog trainen vooraleer we Meester worden ? Alhoewel we
vaak spreken over “Meesterschap”, of over het worden van een “Meester” in
een gevechtskunst, blijft het eigenlijke idee nogal vaag. Kunnen we wel ooit
Meester worden ? En zo ja, hoe lang duurt dit dan ? 10 jaar ? 20 jaar ? Een
heel leven ? Hoeveel training is hiervoor dan nodig ? 1 uur per dag ? 3 uur
per dag ? 10 uur per dag ? Is het echt nodig dat we onze jobs, familie en
leven moeten opgeven om ooit Meester te kunnen worden ?
Wie is er een Meester ?
Waarmee houden we rekening
wanneer we iemand beschouwen als Meester in de gevechtskunsten ? Sommige
mensen denken onmiddelijk aan iemand als Bruce Lee. Anderen dan weer aan een
dun, gerimpeld oud mannetje met twinkelende ogen die ongelooflijk wijze
dingen verkondigd. Nog anderen denken aan een guru-achtig figuur, half-naakt
mediterend met alle wijsheden des levens zwemmend in zijn hoofd. Of zijn de
Meesters de stille, dodelijke samurai uit de klassieke films in de jaren 60
en 70 ? Ergens vragen we ons dan allemaal wel af “Welke ben ik dan ?” of
“Welke zal ik dan worden ?”. En dat is net wat het zo moeilijk maakt. Er kan
maar één Bruce Lee zijn. Het is nogal moeilijk om de rest van ons leven,
half-naakt en in de sneeuw, op een of andere afgelegen bergtop te gaan
mediteren. En eigenlijk is het al veel te laat wanneer we uiteindelijk een
lange witte baard kunnen groeien en onze huid er oud en gerimpeld uitziet.
Waar we dan nog die ongelooflijk wijze woorden moeten gaan vinden is voor de
meesten al helemaal onbegrijpelijk.
Het idee van een Meester is voor ons eigenlijk relatief nieuw.
Meestal denken we in termen van profs of professionelen. In de sport worden
profs gecatalogeerd op basis van het loon dat ze verdienen bij de clubs, de
punten die ze hebben gescoord, de runs die ze hebben gelopen, gemiddeldes,
etc. Profs worden ook afgemeten op de records die ze hebben verbeterd en de
tornooien, matchen of spelletjes die ze hebben gewonnen. De “Meester” lijkt
echter meer bereikt te hebben dan enkel de technische vaardigheden : hij
heeft een soort spirituele kwaliteit die hem in harmonie brengt met het
leven zelf en al zijn contradicties.
Alhoewel het lijkt alsof er
heden ten dagen slechts weinig Meesters meer zijn, waren er vroeger een heel
aantal. Er is de legende van een Meester in de boogschutterkunst in het oude
China die zich had teruggetrokken op een verlaten berg. Een jonge student
hoorde van zijn faam en zocht hem op. Na een lange zoektocht vond hij de
oude man, overhandigde hem een pijl en boog en smeekte de oude Meester om
hem de geheimen van zijn kunst te leren. De oude man bekeek de pijl en boog
en zei : “Wat is dat ? Zoiets heb ik nog nooit van mijn leven gezien !”.
Grote Meesters waren
Grote leraars
Traditioneel zijn grote
Meesters ook grote Leraars. Eén van de grootste leraars uit het verleden was
Confucius. Al van heel lang geleden hebben grote Meesters in de
gevechtskunsten uit China, Japan en Oost-Azië zich op een of andere manier
aan hem gespiegeld of zijn door hem beïnvloed geweest. En alhoewel Confucius
zelf geen gevechtskunstenaar was gaf hij wèl advies in Gevechtskunst. In
zijn leer streeft men ernaar om een chun-tze (Meester leerling) te
worden.
Loa-Tze, de legendarische
stichter van het Toaïsme, is ook één van de grote Meesters uit het verleden.
Zijn Tao-Te Ching (een klassieker over “de Weg” en zijn
deugdelijkheid) is meestal terug te vinden
op de boekenplank van elke Meester in de gevechtskunsten, zowel die in het
verleden als die in het heden. Er wordt gezegd dat Lao-Tze werd geboren uit
een ei gemaakt van pure jade, dat hij meer dan 500 jaar leefde en nooit is
gestorven maar een draak is geworden en is weggevlogen naar de hemel waar
hij, tot op vandaag, zorg draagt voor de hemelse tuin met de perziken van
eeuwig leven. Er is een legende die verteld dat Confucius ooit Lao-Tze heeft
ontmoet. Bij het zien van Lao-Tze's grote kale hoofd, zijn lange witte baard
en zijn fonkelende ogen vol wijsheid en verlichting, werd Confucius
sprakeloos. Er wordt gezegd dat Lao-Tze enkel glimlachte en wegwandelde.
Later onwierpen de Taoïsme-studenten het concept van Yin en Yang (positief
en negatief), de vijf elementen : water, aarde, vuur, metaal en houd, en het
“Grote Ultime” wat later de basis werd voor Tai Chi Chuan en
verschillende Kung Fu scholen.
Guru, Ascetici en
Heilige Mannen
In het oude India werden
Gurus,ascetici, yogin , heilige mannen, etc. voorzien van voedsel, onderdak
en alle andere zaken die ze nodig hadden door gewone mensen in ruil voor hun
zegen en gebeden. Veel van deze mannen reisden hun hele leven doorheen een
land -in vele gevallen volledig naakt- met hun lessen en zegeningen. De
eerste Boedhisten volgden dezelfde traditie totdat ze aankwamen in China.
Bedelen en publiek rondlopen “indecently exposed” was voor de Chinezen
onaanvaardbaar, dus vormden de priesters en monniken hun eigen
gemeenschappen en gingen samenleven in tempels en kloosters. Dit was zeer
zeker het geval voor de Zen Boedhisten. Om het gemeenschappelijk leven
binnen het klooster te organiseren werden er een aantal strikte regels
gevolgd die elk facet van de monniken hun leven regelden. De strikte
disipline regelde niet enkel hun religieus leven in gebed en meditatie maar
ook hun gewone dagelijkse leven. Priesters stonden in voor het schoonmaken
van de tempel, het groeien, schoonmaken en bereiden van hun eigen voedsel,
het in goede staat houden van alles in en rond de tempel en het maken van
hun eigen kleding. Er was zelfs een vast ritueel en een gebed voor het
betreden van het toilet.
Voor de pragmatische Chinezen
werden de regels die instonden voor de structuur van het dagelijkse leven al
snel even belangrijk als de religieuze studie of geloof. Door het volgen van
de strikte dagelijkse orde was het volgens hen zelfs mogelijk om pluspunten
of goede karma te verdienen. Daarom was het de plicht van iedere priester om
zoveel mogelijk punten te verzamelen vooraleer zijn ontmoeting met de
“Koning van de Hel” en zijn grote rekenmachine.
Zen werd geïntroduceerd in
Japan op het zelfde tijdstip dat de krijgsklasse er aan de macht kwam
tijdens de Kamakura periode (1185-1333). Dogen, die naar China ging en
trainde onder Zen-meester Nyojo, introduceerde toen zijn leer die een grote
invloed hadden op het dagelijkse leven en de levensstijl van de Samurai. De
Samurai, die discipline en orde zochten voor hun leven en hun net verkregen
macht, keken hiervoor zowel naar Zen als naar het Confucianisme.
Net als in China erkende ook
in Japan de krijgsklasse de belangrijkheid van routine in het dagelijks
leven als onderdeel van hun krijgskunsttraining. Door deze ontwikkeling was
de Meester uit vroegere tijden niet alleen een bedreven krijger maar kreeg
hij ook greep op zijn dagelijkse leven. En alhoewel hij streefde naar het
Confucius' ideaal van morele Meester Leerling -Krijger- werd hij
uiteindelijk net zo pragmatisch als Lao-Tze, beseffend dat niet alle
levensvragen eenvoudig konden beantwoord worden. Al deze zaken vormden de
strikte routine die werd omarmd door het dagelijkse Zen leven.
Ook het geheim van
Meesterschap werd duidelijk voor de krijgers in deze tijd, maar het ging
langzaam verloren in onze drukke moderne wereld. Dogen cultiveerde de
discipline die hij “ware oefening” noemde. Hij legde uit dat men niet moet
mediteren om tot verlichting te komen. Als het doel uiteindelijk het “Niets”
is, is het nooit mogelijk om dit te bereiken. De meditatie zelf is de
verlichting. Voor een krijger was de training niet een middel om een doel te
bereiken. De training is op zichzelf het Meesterschap van de (krijgs-)kunst.
En precies daardoor is Meesterschap een onderdeel van training.
Meesters spreken zelf nooit
van Meesterschap. Het kan nu eenmaal niet worden gemeten in termen van tijd
of gewin. Het oude gezegde “Leren met bloed, zweet en tranen” is op zichzelf
een vorm van Meesterschap. Wanneer de student de pijl en boog toonde aan de
oude boogschuttersmeester, probeerde de meester de student duidelijk te
maken dat er geen verschil was tussen Meesterschap in de Boogschutterskunst
en het leiden van zijn eigen leven. Wanneer we de training gaan beschouwen
als iets dat buiten ons normale leven staat zullen we nooit Meesterschap
bereiken. Dat is waarom de oude meester zei : “Zoiets heb ik nog nooit van
mijn leven gezien !”. Hij beheerste de boogschutterskunst tot op een punt
waarop een pijl en boog niet langer nodig waren.
|